Stel: een koloniale macht verstaat de tekenen der tijd niet en zet het leger in om de wens naar onafhankelijkheid van haar verre onderdanen de kop in te drukken, zonder succes overigens. Decennia later wordt vastgesteld dat de kolonisator zich bij deze oorlog schuldig maakte aan ‘stelselmatig en wijdverbreid extreem geweld’. Bij wie moet de voormalige koloniale macht zijn als zij blijk wil geven van zoiets als diepe spijt, neigend naar berouw, misschien zelfs wroeging?
In de eerste plaats uiteraard bij de bevolking van de ex-kolonie, de overlevenden, de nabestaanden, de erfgenamen van deze geschiedenis. Maar ook bij de eigen soldaten die door de landsleiding op een ‘onmogelijke missie’ waren gestuurd en zich toch ‘als een goed militair’ gedroegen – zij kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor het gedrag van anderen.
Dit is precies wat onze regering heeft gedaan, want we hebben het hier natuurlijk over de dekolonisatie van Nederlands-Indië. Deze week kwamen daar nog excuses bij aan de Indische en Molukse gemeenschap – er zijn veel onderscheiden groepen die onrecht is aangedaan. En wat ontroerend dat de regering speciaal hulde bracht aan die ene groep die de hele oorlog afwees en daarvoor hard werd aangepakt: de dienstweigeraars!
Uh nee, dat deed de regering dus niet.
Integendeel, in de ‘tweede reactie’ van het kabinet op het Indonesië-onderzoek wordt in koele termen gesproken over degenen die het indertijd bij het rechte eind hadden. Geen erkenning van hun morele standpunt, bagatellisering van de prijs die ze betaalden; ze kregen standaard vier jaar celstraf, werden uitgemaakt voor slampampers, geestelijk gestoorden. Dit staat er in de brief van Rutte: ‘Het kabinet ziet in dat dit beleid hardvochtig kon uitpakken en voelt mee met het hierdoor ervaren leed’. Kusje erop, over.
In zijn boek Indië-weigeraars (2015) beschrijft historicus Antoine Weijzen hoe de zeekrijgsraad dacht over dienstplichtigen die niet wilden gaan vechten: simpele zielen die zich mee lieten voeren door ‘christen-ontwapenaars, anarchisten, communisten en socialisten, kortom onruststokers die niets liever zouden zien dan dat de hele samenleving uit haar voegen raakte’. Voor strafaftrek en gratie kwamen ze niet in aanmerking. Weijzens bittere conclusie: ‘Waar de oorlogsmisdadigers vrijuit zijn gegaan, zijn de weigeraars zwaar gestraft.’
Daar gebruikt hij een gevoelige term, die in de kabinetsbrief juist wordt vermeden. Weliswaar zouden we bij het extreme geweld van het Nederlandse leger nu spreken van ‘oorlogsmisdrijven’, aldus het kabinet, maar in het internationale recht werd dat begrip pas in 1949 van kracht, derhalve gaat het hier niet op. Het kabinet wijst ook op de Verjaringswet van 1971. Daarin werd bepaald dat oorlogsmisdrijven zoals die van de nazi’s niet zouden verjaren, maar oorlogsmisdrijven van Nederlandse militairen in Indonesië wél. Alarmerend detail: de toenmalige regering koos ervoor de Tweede Kamer hier ‘niet actief op te wijzen’. Wat klinkt als verzwijgen.
Je wordt er mismoedig van. Zoveel onzuiverheid in onze omgang met het verleden, het speelt voortdurend op. Maar ik prijs de dienstweigeraars, ook als de regering het niet doet.
Drie keer per week schrijft Stevo Akkerman een column waarin hij de ‘keiharde nuance’ en het ‘onverbiddelijke enerzijds-anderzijds’ preekt. Lees ze hier terug.
Ik prijs de Indië-weigeraars, ook als de regering het niet doet
Stel: een koloniale macht verstaat de tekenen der tijd niet en zet het leger in om de wens naar onafhankelijkheid van haar verre onderdanen de kop in te drukken, zonder succes overigens. Decennia later wordt vastgesteld dat de kolonisator zich bij deze oorlog schuldig maakte aan ‘stelselmatig en wijdverbreid extreem geweld’. Bij wie moet de voormalige koloniale macht zijn als zij blijk wil geven van zoiets als diepe spijt, neigend naar berouw, misschien zelfs wroeging?
In de eerste plaats uiteraard bij de bevolking van de ex-kolonie, de overlevenden, de nabestaanden, de erfgenamen van deze geschiedenis. Maar ook bij de eigen soldaten die door de landsleiding op een ‘onmogelijke missie’ waren gestuurd en zich toch ‘als een goed militair’ gedroegen – zij kunnen niet verantwoordelijk worden gehouden voor het gedrag van anderen.
Dit is........
© Trouw
visit website