Duitsland ligt nu al uit het WK. Dat zal mijn vader goed hebben gedaan. Geestig, omdat hij ­feitelijk zelf een Duitser was. Dat wil zeggen: zijn ouders kwamen uit Duitsland. Maar wie het aandurfde hem daarmee te confron­teren, kon de wind van voren krijgen. Dan ­trilden de ramen en kon je tot twee straten ­verderop vier woorden horen nagalmen: “Ik ­ben geen Duitser!”

Mijn moeder liet desalniettemin geen mogelijk­heid onbenut hem met zijn oorsprong te confronteren. Nooit meer vergeet ik die keer dat mijn vader haar wakker probeerde te ­maken. Ergens rond het middaguur. Dat ­gebeurde wel vaker. “Virginia!” riep hij. “Denk je dat het vandaag nog gaat lukken voor het ­achtuurjournaal?”

“Jan,” zei ze, vrij fel voor iemand die nog in een half comateuze staat verkeerde, “het is ­genetisch, dat begrijp jij niet.”

“Genetisch?”

“Omdat je een Duitser bent!”

“Ik bén geen Duitser!”

Dat was hij dus wel, een Duitser, maar hij had zelf diepgravend onderzoek gedaan om aan de feiten te ontsnappen.

“Luister Virginia, mijn moeder kwam feitelijk uit de Elzas en dat is van oorsprong Frans grondgebied, en mijn vader kwam, als je maar lang genoeg terug zoekt in de stamboom, eigenlijk uit Canada, of uit Friesland, dus eigenlijk ben ik meer een Franse Canadees, of een Canadese Fries, of een Friese Fransoos. Duidelijk?!”

Mijn moeder draaide zich nog eens om in haar bed en zei droog: “Jij slaapt korter dan ik, omdat je je schuldig voelt over je geschiedenis. En ­terecht. Maar mijn geschiedenis is anders. Ik slaap uit namens mijn voorouders. Ik ben aan het uitrusten van de slavernij, Jan, dus laat me met rust!”

Daarmee was de kous af.

Naarmate ik ouder werd, besefte ik dat achter mijn vaders verbetenheid ook veel onverwerkt trauma zat. Hij werd geboren in 1950, vijf jaar na het einde van de oorlog. Een Duits gezin in een Haagse volksbuurt. Zelf sprak hij er nooit over, maar dat dat lang niet altijd een pretje moet zijn geweest, spreekt voor zich.

Liever dan zijn roots te omarmen, sprak hij trots over zijn ouders, die al kort na de verkiezing van Hitler het onheil zagen aankomen en naar Nederland vluchtten, waar de beroemde priester Titus Brandsma ze aan de juiste papieren hielp. De familie Fretz, vond mijn vader, stond ruim op tijd aan de goede kant.

Het zal heel diep. Toen de Duitsers donderdag vroegtijdig uit het WK werden geknikkerd, dacht ik vooral aan die ene keer, ik was 3, dat Marco van Basten de winnende maakte in de halve finale van het EK ’88 tegen West-Duitsland. En aan hoe mijn vader door de kamer had gedanst en zonder enige ironie had geroepen: “Gerechtigheid! Eindelijk gerechtigheid!”­

Terwijl buiten een spontaan volksfeest losbarstte, had hij me glunderend aangekeken: ‘Hoor je dat, Johan? Dit, dit is de dag van de bevrijding.’

Hij heeft Nederland nooit wereldkampioen zien worden. Misschien hoorde hij het blinde geloof van Louis in de titel en dacht hij: nee toch, ik ben geen 72 geworden om mijn WK-droom te zien uitkomen in Qatar.

Misschien dacht hij: ik hou van Oranje, maar als het zo moet, dan hoef ik het niet meer mee te maken.

Johan Fretz is schrijver en theatermaker. Hij schrijft elke zaterdag een column voor Het Parool.

QOSHE - Na onze EK-winst op Duitsland riep mijn vader: ‘Gerechtigheid!’ Na onze EK-winst op Duitsland riep mijn vader: ‘Gerechtigheid!’ - Johan Fretz
menu_open
Columnists . News Actual . Favourites . Archive
We use cookies to provide some features and experiences in QOSHE

More information  .  Close
Aa Aa Aa
- A +

Na onze EK-winst op Duitsland riep mijn vader: ‘Gerechtigheid!’ Na onze EK-winst op Duitsland riep mijn vader: ‘Gerechtigheid!’

13 8 1
03.12.2022

Duitsland ligt nu al uit het WK. Dat zal mijn vader goed hebben gedaan. Geestig, omdat hij ­feitelijk zelf een Duitser was. Dat wil zeggen: zijn ouders kwamen uit Duitsland. Maar wie het aandurfde hem daarmee te confron­teren, kon de wind van voren krijgen. Dan ­trilden de ramen en kon je tot twee straten ­verderop vier woorden horen nagalmen: “Ik ­ben geen Duitser!”

Mijn moeder liet desalniettemin geen mogelijk­heid onbenut hem met zijn oorsprong te confronteren. Nooit meer vergeet ik die keer dat mijn vader haar wakker probeerde te ­maken. Ergens rond het middaguur. Dat ­gebeurde wel vaker. “Virginia!” riep hij. “Denk je dat het vandaag nog gaat lukken voor het ­achtuurjournaal?”

“Jan,” zei ze, vrij fel voor iemand die nog in een half comateuze staat verkeerde, “het is ­genetisch, dat........

© Parool


Get it on Google Play